Jak w tytule.
HANDLEIDING
YP250A
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER
PRINTED IN JAPAN
2002·12–0.1×1!
(D)
5SJ-28199-D1
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 1
DAU04576
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YP250A profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft
verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw YP250A optimaal
kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de
scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 2
DAU00005
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Q
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
X@
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
& lt; & gt;
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
OPMERKING:
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij
de scooter blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in
deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 3
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT
GEBRUIKEN.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 4
DAU04229
YP250A
HANDLEIDING
©2002 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, Juni 2002
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 5
DAU00009
INHOUDSOPGAVE
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
1
2 BESCHRIJVING
2
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
8 SPECIFICATIES
8
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
9
INDEX
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 7
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID .............................................1-1
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden ..............................1-2
1
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 8
Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Veiligheidsinformatie
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven.
Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan
niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te
behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te
rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk
uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—geestelijk en lichamelijk op hun best te
zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan
zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal
met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende
kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken
geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat
weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 9
Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU03099
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Aandachtspunten voor veilig motor ijden
8 Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
8 Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
8 Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt genomen.
8 Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan
het portier openslaan in uw rijrichting.
8 Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte
toestand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
8 De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen
van de scooter, voordat u gaat rijden.
8 Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen
te voorkomen), en een felgekleurd jack.
8 Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
1-2
1
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 10
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 11
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde ............................................................................2-1
Aanzicht rechterzijde .........................................................................2-2
Schakelaars en instrumenten ............................................................2-3
2
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 12
DAU00026
BESCHRIJVING
Locaties van onderdelen
Aanzicht linkerzijde
1
2
2
8
1. Achterste opbergcompartiment
2. Handgreep
3. Stelring veervoorspanning
4. Luchtfilterelement
7
6
3
5 4
5. V-riemhuisluchtfiltter
6. Middenbok
7. Zijstandaard
8. Vuldop brandstoftank
(pagina 3-20)
(pagina 5-2)
(pagina 3-21)
(pagina 6-21)
2-1
(pagina 6-22)
(pagina 6-31)
(pagina 3-22, 6-31)
(pagina 3-15)
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 13
BESCHRIJVING
Aanzicht rechterzijde
9
10
2
11
12
18 17
9. Duozadel
10. Rijderzadel
11 Luchtaanzuigschuif
12. Koplamp
13. Koelvloeistofradiator
16 15 14
(pagina 3-18)
(pagina 6-23)
(pagina 6-37)
13
14. Accu
15. Zekeringenkastje
16. Afsluitdop koelvloeistofreservoir
17. Kontrolevenster koelvloeistfreservoir
18. Vuldop motorolie
2-2
(pagina 6-34)
(pagina 6-36)
(pagina 6-20)
(pagina 6-19)
(pagina 6-15)
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 14
BESCHRIJVING
Schakelaars en instrumenten
1
2
34 5 6
7
8
9
10
2
13
1. Achterremhendel
2. Linker stuurschakelaars
3. Opbergcompartiment voorzijde A
4. Temperatuurmeter koelvloeistof
5. Toerenteller
6. Snelheidsmeter
7. Multifunctioneel display
(pagina 3-12)
(pagina 3-10)
(pagina 3-19)
(pagina 3-5)
(pagina 3-4)
(pagina 3-4)
(pagina 3-5)
12
11
8. Brandstofniveaumeter
9. Schakelaargroep rechter stuurzijde
10. Voorremhendel
11. Gasgreep
12. Opbergcompartiment voorzijde B
13. Contactslot/stuurslot-unit
2-3
(pagina 3-5)
(pagina 3-11)
(pagina 3-11)
(pagina 6-23, 6-31)
(pagina 3-20)
(pagina 3-1)
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 15
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Contactslot/stuurslot-unit ...................................................................3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ......................................3-2
Snelheidsmeter ..................................................................................3-4
Toerenteller .......................................................................................3-4
Brandstofniveaumeter .......................................................................3-5
Temperatuurmeter koelvloeistof ........................................................3-5
Multifunctioneel display .....................................................................3-5
Antidiefstal-alarm (optie) ..................................................................3-10
Stuurschakelaars .............................................................................3-10
Voorremhendel ................................................................................3-11
Achterremhendel .............................................................................3-12
ABS .................................................................................................3-13
Vuldop brandstoftank .......................................................................3-15
Brandstof .........................................................................................3-16
Uitlaatkatalysator .............................................................................3-17
Rijderzadel .......................................................................................3-18
Verstellen van het rijderzadel ..........................................................3-18
Opbergcompartimenten ...................................................................3-19
Afstellen van de schokdemperunits .................................................3-21
Zijstandaard .....................................................................................3-22
Startspersysteem .............................................................................3-22
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 16
DAU00027
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
OFF
ON
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt
bewogen.
OPEN
PUSH
PUSH
P
3
I G NI
O
N
LOCK
TI
DAU00038
DAU00029
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Contactslot/stuurslot-unit
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt
gehouden.
DAU00040
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
DAU04580
AAN
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting,
het achterlicht, de kentekenverlichting en
het parkeerlicht gaan branden en de
motor kan worden gestart. De sleutel kan
niet worden uitgenomen.
3-1
DW000016
X@
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
scooter rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mogelijk
zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken.
Zorg altijd dat de scooter stilstaat
voordat u de sleutel naar “OFF” of
naar “LOCK” draait.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 17
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03733
1
.
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het contactslot naar “.” te draaien:
1. Draai de sleutel naar “LOCK”.
2. Draai de sleutel iets linksom tot hij
stuit.
3. Draai de sleutel nog verder linksom
en druk tegelijkertijd in tot hij vastklikt.
DCA00043
& lt; & gt;
Gebruik de parkeerverlichting niet
gedurende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
2
3
4
5
DAU04901
ABS-waarschuwingslampje “
”
ABS-waarschuwingslampje
DCA00019
& lt; & gt;
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden of knippert, is het ABS-systeem mogelijk
defect. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Controlelamp linker richtingaanwijzers
“4”
2. ABS-waarschuwingslampje “
”
3. Controlelamp grootlicht “ & ”
4. Controlelampje “7” voor
olieverversingstermijn
5. Controlelamp rechter richtingaanwijzer
“6”
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
DAU04121
Controlelampjes
“4” en “6”
richtingaanwijzers
Controlelampjes richtingaanwijzers
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is
gedrukt.
3-2
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de werking van ABS.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de noodstopschakelaar op “#” te zetten en de
sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan. Als het waarschuwingslampje niet oplicht of blijft branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te controleren.
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 18
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DWA00069
X@
3
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens het rijden brandt of knippert,
wordt alleen het conventionele remsysteem gebruikt. Wees dan voorzichtig en zorg dat de wielen tijdens plotseling remmen niet blokkeren.
OPMERKING:
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden als de startknop wordt ingedrukt
en als gas wordt gegeven terwijl de
scooter op de middenbok staat. Er is dan
echter geen sprake van een storing.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ & ”
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
DAU03734
Controlelampje “7” voor olieverversingstermijn
Controlelampje voor olieverversingstermijn
Dit controlelampje gaat aan zodra de eerste 1.000 km zijn afgelegd en gaat vervolgens telkens na 3.000 km branden, om
zo aan te geven dat het tijd is om de
motorolie te verversen.
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingstermijn
brandde (dus voordat de intervalperiode
voor olieverversing was verstreken), moet
het controlelampje na de olieverversing
worden teruggesteld om het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing correct aan
te geven. (Zie pagina 6-17 voor de juiste
werkwijze.)
Het elektrisch circuit van het controlelampje kan via de volgende procedure
worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “#”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of het controlelampje een paar
seconden oplicht en dan dooft.
3. Als het controlelampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
3-3
OPMERKING:
Het controlelampje olieverversingstermijn
kan gaan knipperen als gas wordt gegeven terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een storing.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 19
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DCA00134
1
& lt; & gt;
1
8 Laat de motor niet draaien bij
een hoger motortoerental dan
8.500 r/min.
8 Deze motor is uitgerust met een
toerentalbegrenzer, die voorkomt
dat het motortoerental hoger
wordt dan ongeveer 9.000 r/min.
1. Snelheidsmeter
1. Toerenteller
DAU04581
DAU04582
Snelheidsmeter
Toerenteller
Snelheidsmeter
Toerentel er
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de snelheidsmeter naar 160 km/u en weer terug
naar nul om het elektrisch circuit te testen.
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de toerenteller naar 10.000 r/min en weer terug
naar nul r/min om het elektrisch circuit te
testen.
3-4
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 20
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
1
2
1
3
3
1. Brandstofniveaumeter
DAU00110
Brandstofniveaumeter
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij “E” staat, is nog ca. 2 L
brandstof in de tank aanwezig. Vul in dat
geval zo snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rood merkteken
DAU03124
Temperatuurmeter koelvloeistof
Deze meter geeft de koelvloeistoftemperatuur aan bij aangezet contact. De
bedrijfstemperatuur van de motor is
afhankelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting. Als de meternaald
aanwijst bij het rode merkteken, zet de
scooter dan stil en laat de motor afkoelen.
(Zie pagina 6-44 voor bijzonderheden.)
DC000002
& lt; & gt;
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
3-5
1. Ritteller
2. Kilometerteller, brandstofreserve ritteller
3. Klok, buitentemperatuur display en
voltagedisplay
DAU04906
Multifunctioneel display
Display, multifunctioneel
Het multifunctioneel display toont de volgende voorzieningen:
8 een ritteller (die de afgelegde
afstand toont sinds de teller het
laatst werd teruggesteld op nul)
8 een brandstofreserve ritteller (die de
afgelegde afstand toont vanaf het
moment dat het brandstofniveau
naar ongeveer 2,0 L daalt)
8 een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
8 een klok
8 een buitentemperatuur display
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 21
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
1
2
1. “SELECT”-knop
2. “RESET”-knop
8 een voltagedisplay (dat de accuspanning toont)
OPMERKING:
8 Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, gaan alle onderdelen van
het display enkele seconden branden. Gedurende deze tijd voert het
multifunctioneel display een zelftest
uit.
8 Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Ritteller “Trip”
Terugstellen van de ritteller:
1. Druk op de “SELECT”-knop totdat
het voltagedisplay verschijnt. Druk
vervolgens nog een keer op de
“SELECT”-knop en “Trip” begint te
knipperen.
2. Houd de “RESET”-knop minstens
een seconde ingedrukt om de ritteller op nul terug te stellen.
3-6
8 De terugstelmode van de ritteller
schakelt na vijf seconden automatisch uit. Druk nogmaals op de
“SELECT”-knop totdat “TRIP” begint
te knipperen om terug te keren naar
de terugstelmode.
8 Druk op de “SELECT”-knop om de
terugstelmode van de ritteller uit te
schakelen.
8 Als de ritteller “– – – –” aangeeft, laat
dan een Yamaha dealer het multifuntioneel display nakijken of repareren, aangezien de ritteller defect kan
zijn.
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 22
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Kilometerteller “Odo”
De kilometerteller heeft twee functies.
8 Het geeft de totaal afgelegde
afstand weer.
8 Het schakelt automatisch over op de
brandstofreserve ritteller “Trip F”
weergave wanneer het brandstofniveau naar ongeveer 2,0 L is
gedaald. (Zie “Brandstofreserve ritteller” voor meer informatie.)
Brandstofreserve ritteller “Trip F”
Wanneer het brandstofniveau naar ongeveer 2,0 L is gedaald, schakelt de kilometerteller weergave automatisch over naar
de brandstofreserve ritteller “Trip F” weergave en begint met het bijhouden van de
afstand die vanaf dat punt wordt afgelegd. Nadat de tank is bijgevuld en er 5
km is gereden keert de kilometerteller
weergave terug naar “Odo”.
Druk op de “SELECT”-knop totdat “Trip F”
begint te knipperen om voor het tanken
terug te keren naar de kilometerteller
weergave (“Trip F” knippert slechts vijf
seconden). Druk minstens een seconde
op de “RESET”-knop terwijl “Trip F” knippert en het display keert terug naar de
kilometerteller weergave. Vanaf dan worden zowel “Trip” als “Odo” weergegeven
totdat u bijtankt en 5 km hebt gereden.
OPMERKING:
OPMERKING:
Als de kilometerteller “– – – – – –” aangeeft,
laat dan een Yamaha dealer het multifunctioneel display nakijken of repareren,
aangezien het defect kan zijn.
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “Trip F” nadat de “RESET”-knop is
ingedrukt.
3-7
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 23
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Druk op de “SELECT”-knop totdat
de klok wordt weergegeven.
2. Houd de “SELECT”-knop en de
“RESET”-knop tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “RESET”knop om de uren in te stellen.
3-8
4. Druk op de “SELECT”-knop en de
minutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-knop om de
minuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-knop en laat
deze dan los om de klok te starten.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 24
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
8 Wanneer
de
buitentemperatuur
beneden de –10,0 °C komt, wordt
“– – °C” weergeven.
8 Wanneer
de
buitentemperatuur
boven de 50,0 °C komt, wordt “50,0”
knipperend weergegeven.
OPMERKING:
3
Buitentemperatuur display
Dit display geeft de buitentemperatuur
weer vanaf –10,0 °C tot 50,0 °C in stappen van 0,5 °.
8 Als “– – °C” wordt weergegeven of
“50,0” knippert terwijl de buitentemperatuur tussen de –10,0 °C en 50,0
°C ligt, is er een probleem met het
elektrische circuit. Laat een Yamaha
dealer het elektrische circuit nakijken
of repareren.
8 De nauwkeurigheid van de temperatuuraflezing kan worden beinvloed
door langzaam rijden (ongeveer
onder 20 km/u) of door het oponthoud bij verkeerslichten, spoorwegovergangen etc.
3-9
Voltagedisplay
Dit display toont de accuspanning.
DCA00135
& lt; & gt;
Als het voltagedisplay “LO” of “HI”
weergeeft, zijn er mogelijk problemen
met de laadkring van de accu of is de
accu mogelijk defect. Laat de scooter
door een Yamaha-dealer nakijken of
repareren als “LO” of “HI” in het display wordt weergegeven.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 25
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00109
DAU03889
1
Antidiefstal-alarm (optie)
Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
Richtingaanwijzerschakelaar
Antidiefstal-alarm
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
2
3
4
1.
2.
3.
4.
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Dimlichtschakelaar “ & /%”
Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
Claxonschakelaar “*”
DAU00118
DAU00129
Claxonschakelaar “*”
Claxonschakelaar
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
Stuurschakelaars
Stuurschakelaars
DAU00120
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Lichtsignaalschakelaar
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “ & /%”
Dimlichtschakelaar
Zet deze schakelaar op “ & ” voor grootlicht en op “%” voor dimlicht.
3-10
Druk deze schakelaar naar “6” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “4” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 26
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03801
1
Startknop “,”
Startknop
1
Druk bij ingetrokken zijstandaard en
bekrachtigde voor- of achterrem deze
knop in om de motor via de startmotor te
starten.
2
& lt; & gt;
DC000005
3
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
1. Noodstopschakelaar “#/$”
2. Startknop “,”
1. Voorremhendel
DAU03882
DAU03890
Voorremhendel
Noodstopschakelaar “#/$”
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
Noodstopschakelaar
Zet deze schakelaar op “#” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“$” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
3-11
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 27
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
3
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
Remhendel, achter em
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
3-12
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 28
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03631
ABS
DW000020
X@
ABS
3
Het Yamaha ABS (Anti-lock Brake
System) bestaat uit een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aanstuurt. Het ABS-systeem voorkomt blokkeren van de wielen tijdens plotseling
remmen op uiteenlopende typen wegdek
en onder allerlei weersomstandigheden,
waarbij tegelijk de band/wegdek hechting
en de functionele werking optimaal blijven
terwijl de remwerking toch soepel verloopt. De ABS-werking wordt gecontroleerd door een ECU (Electronic Control
Unit) die bij een systeemstoring uitgaat
van handmatig remmen.
8 Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwegen.
8 Op sommige wegtypen (ruw wegdek of grint) kan de remweg langer zijn dan bij remmen zonder
ABS. Houd daarom steeds voldoende afstand tot uw voorligger,
afgestemd op uw rijsnelheid.
3-13
OPMERKING:
8 Wanneer ABS is geactiveerd, worden de remmen op de gebruikelijke
wijze bediend. In de remhendels
kunnen pulsaties worden gevoeld,
maar dat duidt niet op een storing.
8 Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de motorrijder pulsaties kan voelen in de rembediening terwijl ABS actief is. Er is
echter speciaal gereedschap vereist,
dus neem voor het uitvoeren van
deze test contact op met uw
Yamaha dealer.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 29
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Onderdelen van ABS-systeem
1
2
3 4
5
6
7
15
8
9
14
13
12
11
10
3-14
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Voorremslang
Achterremslang
Waarschuwingslampje ABS
Noodlooprelais
ECU (elektronische regeleenheid)
Stoprelais
Hydraulische stuureenheid (HU)
Voorremslang
Opneemring voorwielsensor
Voorwielsensor
Zekeringenkastjes
ABS-testaansluiting
Achterremslang
Opneemring achterwielsensor
Achterwielsensor
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 30
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
2
1
3
1. Paneel
2. Hendel
1. Vuldop brandstoftank
DAU03090
Vuldop brandstoftank
Vuldop brandstoftank
Openen van de tankdop
1. Open het paneel door de hendel
naar voren te schuiven en trek dan
de hendel omhoog.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden
verwijderd.
1. Uitlijnmerktekens
Aanbrengen van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover
elkaar, steek de tankdop in de tankopening en druk de dop omlaag.
2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie en neem hem
dan uit.
3. Sluit het paneel.
DWA00028
X@
Controleer of de tankdop correct is
afgesloten en vergrendeld alvorens te
gaan rijden.
3-15
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 31
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00185
& lt; & gt;
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
1
2
DAU04284
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
12 L
DCA00104
& lt; & gt;
1. Brandstofvulpijp
2. Brandstofniveau
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
DAU03753
Brandstof
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals
getoond.
DW000130
X@
8 Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uitzet.
8 Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
3-16
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 32
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine
met een octaangetal van RON 91 of
hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een
ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door loodvrije benzine te gebruiken
gaan bougies langer mee en blijven de
onderhoudskosten beperkt.
DAU03098
DC000114
& lt; & gt;
Uitlaatkatalysator
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
DW000128
X@
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Controleer of het
uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
3-17
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
8 Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal onherstelbare
schade worden toegebracht aan
de uitlaatkatalysator.
8 Parkeer de scooter nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat
gemakkelijk vlamvat.
8 Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 33
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
a
OFF
1
1
ON
OPEN
PUSH
PUSH
P
I G NI
O
N
LOCK
TI
3
a. Openen.
1. Rijderzadel
DAU03091
Rijderzadel
Rijderzadel
Openen van het rijderzadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.
1. Rijderzadel
3. Klap het rijderzadel omhoog.
Sluiten van het rijderzadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot
als de scooter onbeheerd wordt achtergelaten.
OPMERKING:
Druk de sleutel niet in terwijl u deze
draait.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.
3-18
DAU03096*
Verstellen van het rijderzadel
Rijderzadel, verstel en
Het rijderzadel kan als volgt worden versteld om de rijpositie aan te passen.
1. Open het rijderzadel.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 34
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Opbergcompartimenten A
2
Opbergcompartimenten A
2
a
3
1
1
1
1. Bout (×4)
2. Buss (×4)
2. Verwijder de bouten en de busjes.
3. Schuif het rijderzadel naar voren of
achteren naar de gewenste positie.
4. Breng de busjes aan en zet de bouten stevig vast.
5. Sluit het rijderzadel.
a
1
2
2
1. Knop
2. Deksel
a. Openen.
1. Knop
2. Deksel
a. Sluiten.
DAU03331
Opbergcompartimenten
Opbergcompartimenten
Opbergcompartiment voorzijde A
Steek om het afgesloten opbergcompartiment te openen de sleutel in het slot,
draai linksom en houd dan het slot vast
terwijl u de knop indrukt.
Om een niet-afgesloten opbergcompartiment te openen houdt u gewoon het slot
vast terwijl u de knop indrukt.
3-19
Om het opbergcompartiment af te sluiten
drukt u het paneel in de oorspronkelijke
stand. Steek dan de sleutel in het slot,
draai rechtsom en neem de sleutel weer
uit.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 35
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DCA00051
Opbergcompartimenten B
1
& lt; & gt;
Laat het zadel niet langdurig open
staan, anders kan door het branden
van de verlichting in het opbergcompartiment de accu ontladen raken.
1
2
DWA00035
X@
1. Hendel
2. Paneel
1. Rijderzadel
Opbergcompartiment voorzijde B
Om het opbergcompartiment te openen
schuift u de hendel omhoog en trekt u
hieraan.
Om het opbergcompartiment te sluiten
drukt u het paneel terug in de oorspronkelijke stand.
Opbergcompartiment achterzijde
In het opbergcompartiment onder de
zadels kunnen twee helmen worden
opgeborgen. (Zie pagina 3-18 voor openen en sluiten van het rjderzadel.)
DWA00034
X@
Berg in dit compartiment geen zware
spullen op.
3-20
Overschrijd de maximale laadgewichten niet:
8 Voorste opbergcompartiment A:
2 kg
8 Achterste opbergcompartiment:
5 kg
8 Maximaal laadgewicht voor het
voertuig: 178 kg
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 36
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU04552
OPMERKING:
Afstellen van de
schokdemperunits
1
Schokdemperunits, afstel en
Elke schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
a
2
3
b
DC000015
3
& lt; & gt;
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
DW000040
X@
Geef beide schokdemperunits steeds
dezelfde instelling, anders kan slecht
weggedrag en verminderde rijstabiliteit het gevolg zijn.
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
3. Stelgereedschap
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken de
stelring op beide schokdemperunits in de
richting a. Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter
te maken de stelring op beide schokdemperunits in de richting b.
3-21
8 Zet de gewenste inkeping in de stelring tegenover de positie-indicator
op de schokdemper.
8 Verricht deze afstelling met het speciale stelgereedschap voor veervoorspanning in de gereedschapsset
bij de machine.
Stand afsteller
Minimum (zacht)
1
Standaard
4
Maximum (hard)
7
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 37
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DW000044
1
X@
DAU00337
Startspersysteem
Startspersysteem
1. Sperschakelaar zijstandaard
DAU00330
Zijstandaard
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de
zijstandaard met uw voet omhoog of
omlaag terwijl u de scooter verticaal
houdt.
Met de scooter mag nooit worden
gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden
opgetrokken (of niet omhoog blijft),
anders kan de zijstandaard de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest. Het Yamaha startspersysteem
is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de
zijstandaard op te trekken alvorens
weg te rijden. Controleer dit systeem
daarom regelmatig zoals hierna
beschreven en laat het repareren door
een Yamaha dealer als de werking niet
naar behoren is.
Het startspersysteem (waarvan de
zijstandaardschakelaar en de remlichtschakelaars deel uitmaken) heeft de volgende functies:
8 Het verhindert starten wanneer de
zijstandaard is opgetrokken, terwijl
geen der remmen is bekrachtigd.
8 Het verhindert starten wanneer een
der remmen is bekrachtigd, terwijl de
zijstandaard nog omlaag staat.
8 Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag bewogen wordt.
Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig, hanteer daarbij de
volgende werkwijze.
DW000045
OPMERKING:
X@
De ingebouwde sperschakelaar voor de
zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
Als zich een storing voordoet, vraag
dan alvorens te gaan rijden een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
3-22
3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 38
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
Deze controle is het meest betrouwbaar bij
een warme motor.
Met afgezette motor:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar in “#” staat.
3. Draai de sleutel naar “ON”.
4. Bekrachtig de voor- of achterrem.
5. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
3
NEE
Er is mogelijk iets mis met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
JA
Met nog afgezette motor:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Bekrachtig de voor- of achterrem.
8. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
JA
NEE
Er is mogelijk iets mis met de remschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
NEE
Er is mogelijk iets mis met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de scooter totdat deze door
een Yamaha dealer is gecontroleerd.
Terwijl de motor nog draait:
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
JA
Alles in orde. U kunt met de scooter gaan rijden.
3-23
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 39
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Controlelijst voor gebruik ...................................................................4-1
4
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 40
DAU01114
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en
wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele
inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
Controlelijst voor gebruik
ONDERDEEL
CONTROLES
PAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
6-14–6-17
Cardanolie
• Controleer de machine op olielekkage.
6-18–6-19
Koelvloeistof
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
3-5, 6-19–6-20
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de vrije slag van de remhendel.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-11, 6-27–6-30
4
4-1
3-5, 3-16–3-17
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 41
CONTROLES VOOR HET STARTEN
ONDERDEEL
CONTROLES
PAGINA
Achterrem
• Controleer de werking.
• Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-12, 6-27–6-30
Gasgreep
• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de kabel.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-23, 6-31
Wielen en banden
•
•
•
•
Remhendels
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
Middenbok, zijstandaard
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de scharnierpunten.
Framebevestigingen
• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet zo nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
• Controleer de werking.
• Corrigeer als dat nodig is.
Zijstandaardschakelaar
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.
4
6-24–6-27
3-11–3-12, 6-27, 6-31
6-31–6-32
—
3-2–3-11, 6-37–6-42
4-2
3-22–3-23
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 42
CONTROLES VOOR HET STARTEN
OPMERKING:
Voordat de scooter wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig
tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
DWA00033
X@
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en
eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.
4
4-3
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 43
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Starten van de motor .........................................................................5-1
Wegrijden ..........................................................................................5-2
Sneller en langzamer rijden ...............................................................5-3
Remmen ............................................................................................5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ..............................................5-4
Inrijperiode .........................................................................................5-4
Parkeren ............................................................................................5-5
5
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 44
DAU00372
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU01118
X@
DAU03616*
Starten van de motor
3
2
Starten van de motor
5
8 Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties
en hun werking voordat u gaat rijden. Informeer bij een Yamaha
dealer als u de werking van een
schakelaar of functie niet volkomen begrijpt.
8 Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat deze hierin
ook niet lange tijd aaneen draaien.
Uitlaatgassen zijn giftig en het
inademen ervan kan al binnen
korte tijd leiden tot bewusteloosheid en dodelijk letsel. Controleer
altijd of er voldoende ventilatie is.
8 Start de motor om veiligheidsredenen te allen tijde met de middenbok naar beneden.
DC000046
& lt; & gt;
Zie pagina 5-4 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorens de
machine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
DW000054
X@
8 Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startspersysteem en volg daarbij de
werkwijze beschreven op pagina
3-23.
8 Ga nooit rijden terwijl de zijstandaard omlaag staat.
5-1
1
1. Startknop
2. Voorremhendel
3. Achterremhendel
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “#” is gezet.
DCA00068
& lt; & gt;
Wanneer de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid, moet het ABS waarschuwingslampje een paar seconden
oplichten en dan uitgaan. Als het ABS
waarschuwingslampje niet oplicht of
blijft branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te controleren.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 45
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of achterrem wordt bekrachtigd.
4. Controleer op tegemoetkomend verkeer en draai voorzichtig aan de
gasgreep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
1
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden
en probeer het dan opnieuw. Iedere startpoging moet zo kort mogelijk duren om
de accu te sparen. Laat de startmotor
nooit langer dan 10 seconden aaaneen
draaien. Als de motor niet wil starten
draai dan de gasgreep 1/8 slag open en
probeer het nog eens.
DCA00045
1. Handgreep
DAU00433
Wegrijden
5
Wegrijden
OPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
& lt; & gt;
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van
de motor!
1. Houd met uw linkerhand de achterremhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
5-2
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 46
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DW000057
X@
b
a
DAU00434
5
DAU00435
Sneller en langzamer rijden
Remmen
Sneller en langzamer rijden
Remmen
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Om
meer snelheid te maken draait u de gasgreep richting a. Om langzamer te gaan
rijden draait u de gasgreep richting b.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
5-3
8 Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of omvallen.
8 Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels worden in natte toestand zeer glad. U
dient deze obstakels daarom met
aangepaste snelheid te naderen
en voorzichtig te passeren.
8 Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
8 Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 47
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU04755
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips
om het brandstofverbruik te verlagen:
8 Voer het motortoerental tijdens
accelereren niet te hoog op.
8 Voer het toerental niet te hoog op
terwijl de motor onbelast draait.
8 Laat de motor niet langdurig stationair draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of
bij spoorwegovergangen).
DAU01128
Inrijperiode
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende
informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit de eerste 1.600 km niet te zwaar worden belast. De verschillende onderdelen
van de motor slijten op elkaar in totdat de
juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres
die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU04590
0–1.000 km
Laat de motor niet langdurig meer dan
4.000 tpm draaien.
1.000–1.600 km
Laat de motor niet langdurig meer dan
5.000 tpm draaien.
DCA00138
& lt; & gt;
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd,
moet de motorolie en de cardanolie
worden ververst.
5
1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal worden gebruikt.
DCA00137
& lt; & gt;
8 Houd het motortoerental onder
8.500 r/min.
8 Als tijdens de inrijperiode motorschade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
5-4
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 48
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00461
Parkeren
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DW000058
X@
5
8 De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking
kunnen komen.
8 Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
DC000062
& lt; & gt;
Parkeer nooit op een plek waar sprake
is van brandgevaar, zoals op droog
gras of nabij ander ontvlambaar materiaal.
5-5
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 49
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Boordgereedschapsset ..........................................6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema ..............6-3
Stroomlijnpanelen en framepaneel verwijderen
en aanbrengen ...................................................6-6
Controleren van de bougie ..................................6-12
Motorolie ..............................................................6-14
Cardanolie ...........................................................6-18
Koelvloeistof ........................................................6-19
Luchtfilter en luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing ..............................................6-21
Luchtaanzuigschuif ..............................................6-23
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel .........6-23
Afstellen van de klepspeling ................................6-23
Banden ................................................................6-24
Gietwielen ............................................................6-26
Vrije slag van voor- en achterremhendel
afstellen ............................................................6-27
Controleren van de remblokken voor- en
achter ................................................................6-28
Controleren van remvloeistofniveau ....................6-29
Verversen van remvloeistof .................................6-30
Controleren en smeren van de kabels .................6-30
Controleren en smeren van gasgreep en
gaskabel ...........................................................6-31
Smeren van voor- en achterremhendels .............6-31
Controleren en smeren van middenbok en
zijstandaard ......................................................6-31
Controleren van de voorvork ...............................6-32
Controle van stuursysteem ..................................6-33
Controleren van wiellagers ..................................6-33
Verwijderen van de accukap ................................6-34
Accu .....................................................................6-34
Zekeringen vervangen .........................................6-36
Koplampgloeilamp vervangen .............................6-37
Gloeilamp in voorste richtingaanwijzer
vervangen .........................................................6-39
Gloeilamp achterste richtingaanwijzer
vervangen .........................................................6-40
Gloeilamp in remlicht/achterlicht vervangen ........6-40
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen .......6-41
Storingzoeken ......................................................6-42
Storingzoekschema’s ...........................................6-43
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 50
DAU00462
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00464
6
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van
de eigenaar. Door periodiek inspecties,
afstellingen en smeerbeurten uit te laten
voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in
zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende pagina’s wordt de
belangrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema zijn
slechts te beschouwen als algemene
richtlijn voor normale rijomstandigheden.
Het is echter mogelijk dat de INTERVALPERIODEN VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET WEER, HET TERREIN,
DE GEOGRAFISCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GEBRUIK.
DW000060
X@
DAU03623
Boordgereedschapsset
Gereedschapsset
Vraag een Yamaha dealer het onderhoudswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
DAU00466
X@
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen.
Wanneer deze scooter wordt gebruikt
in een abnormaal stoffige, modderige
of vochtige omgeving, dient het luchtfilterelement vaker te worden gereinigd of te worden vervangen om snelle
slijtage van de motor te voorkomen.
Raadpleeg een Yamaha dealer voor de
juiste onderhoudsperiodes.
6-1
De boordgereedschapsset is te vinden in
het achterste opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-20 voor de werkwijze bij het
openen van het achterste opbergcompartiment.)
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 51
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1
Laat een Yamaha dealer onderhoud verrichten als u niet beschikt over het
gereedschap of de ervaring die voor
bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
2
DW000063
X@
1. Voetplaatmat
2. Boordgereedschapsset
Trek de voetplaatmat omhoog en verwijder dan de boordgereedschapsset.
De onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleinere reparaties.
Het gebruik van extra gereedschap zoals
een momentsleutel kan echter nodig zijn
om bepaalde onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren.
Door modificaties die niet door
Yamaha zijn goedgekeurd kan het
motorvermogen achteruitgaan of de
machine te onveilig worden om nog te
gebruiken Raadpleeg een Yamaha
dealer voordat u zelf wijzigingen aanbrengt.
6-2
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 52
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03685
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
8 De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onderhoudsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
8 Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.
8 Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal
gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR.
1
*
2
ONDERDEEL
Brandstofleiding
Bougie
6
3
*
Kleppen
4
Luchtfilterelement
5
Luchtfilterelement
v-snaarbehuizing
6
Voorrem
7
*
*
Achterrem
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1
10
20
30
40
• Controleer de brandstofslangen en de onderdrukslang op
scheuren of schade.
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.
• Vervangen.
• Klepspeling controleren.
• Afstellen.
• Reinigen.
• Vervangen.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)
• Remblokken vervangen.
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)
• Remblokken vervangen.
6-3
√
√
√
√
• Reinigen.
JAARLIJKSE
CONTROLE
√
√
√
√
√
√
√
√
Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
√
√
√
√
√
Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
√
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 53
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.
ONDERDEEL
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1
10
20
30
40
√
√
√
√
Elke 4 jaar
8
*
Remslangen
• Controleren op scheuren of beschadiging.
• Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)
9
*
Wielen
• Controleren op slingering en schade.
√
√
√
*
Banden
• Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
• Zo nodig vervangen.
• Bandspanning controleren.
• Zo nodig corrigeren.
√
√
√
√
11
*
Wiellagers
• Lager controleren op losheid of schade.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
10
JAARLIJKSE
CONTROLE
√
12
13
*
14
√
Zijstandaard,
middenbok
*
• Controleren op lagerspeling en stroefheid in
stuurbeweging.
• Smeren met lithiumvet.
• Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
• Werking controleren.
• Smeren.
√
Balhoofdlagers
Framebevestigingen
√
Elke 20.000 km
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
*
*
Zijstandaardschakelaar
• Werking controleren.
√
√
√
√
16
Voorvork
• Controleren op werking en olielekkage.
√
√
√
√
17
*
Schokdemperunits
• Controleren op werking en achterschokdempers op
olielekkage.
√
√
√
√
18
*
Carburateur
• Stationair motortoerental afstellen.
√
√
√
√
Motorolie
• Verversen. (Zie pagina 3-3 en 6-17 voor nadere informatie
over het waarschuwingslampje olieverversen.)
• Olieniveau controleren en machine inspecteren op
olielekkage.
15
19
√
6-4
√
√
Zodra het waarschuwingslampje Olieverversen
gaat branden (na elke 3.000 km).
Elke 3.000 km
√
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 54
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.
ONDERDEEL
20
*
Olieaanzuigzeef
21
*
Koelsysteem
22
Cardanolie
23
*
V-snaar
24
*
25
Remlichtschakelaars
voor- en achterrem
Bewegende delen en
kabels
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
JAARLIJKSE
CONTROLE
√
• Reinigen.
• Koelvloeistofniveau controleren en machine inspecteren op
koelvloeistoflekkage.
• Verversen.
• Controleer de machine op olielekkage.
• Verversen.
√
√
√
√
√
√
√
Elke 3 jaar
√
√
√
• Vervangen.
√
Elke 20.000 km
√
√
√
√
√
√
• Smeren.
√
√
√
√
√
• Controleer werking en vrije slag.
• Stel zo nodig de vrije slag van de gaskabel af.
• Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
• Werking controleren.
26
*
Gaskabelhuis en
gaskabel
27
*
Verlichting,
• Werking controleren.
signaleringssysteem en
• Richthoek koplamplichtbundel afstellen.
schakelaars
6
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1
10
20
30
40
√
DAU03884
OPMERKING:
8 Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
8 Hydraulisch remsysteem
9 Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
9 Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.
9 De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
6-5
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 55
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
1
1
1. Stroomlijnpaneel A
1. Stroomlijnpaneel B
1. Stroomlijnpaneel C
DAU03624
Stroomlijnpanelen en
framepaneel verwijderen en
aanbrengen
6
Stroomlijnpanelen en framepaneel, verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onderhoudswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
6-6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 56
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
1
1
1
2
1. Paneel A
2
1. Voetplaatmat A
2. Voetplaatmat B
1. Schroef (×4)
2. Stroomlijnpaneel A
DAU03615
6
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan linkerzijde omhoog zoals getoond.
6-7
2. Verwijder de
stroomlijn.
schroeven
in
de
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 57
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
1
2
1. Lippen (×10)
3. Trek het stroomlijnpaneel iets
omlaag en vervolgens naar buiten,
zoals getoond in de afbeelding.
1. Voetplaatmat A
2. Voetplaatmat B
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijnpaneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Leg de voetplaatmatten weer terug
in de oorspronkelijke positie.
DCA00067
& lt; & gt;
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aangebracht of losgehaald.
6-8
DAU03632
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan rechterzijde omhoog zoals getoond.
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 58
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
1
1
2
1. Schroef (×4)
2. Stroomlijnpaneel B
2. Verwijder de schroeven.
1. Lippen (×10)
3. Trek het stroomlijnpaneel iets
omlaag en vervolgens naar buiten,
zoals getoond in de afbeelding.
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijnpaneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Leg de voetplaatmatten weer terug
in de oorspronkelijke positie.
DCA00067
& lt; & gt;
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aangebracht of losgehaald.
6-9
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 59
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
a
a
1. Schroef (×2)
a. Druk.
DAU03617
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven en trek het
paneel terug zoals getoond.
2. Druk het paneel iets aan en trek dan
terug zoals getoond in de afbeelding.
DCA00067
& lt; & gt;
6
Wees voorzichtig en zorg dat de lippen
aan het stroomlijnpaneel niet worden
beschadigd terwijl dit wordt aangebracht of losgehaald.
6-10
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 60
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
1
2
1. Lippen (×4)
2. Sleuf (×4)
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de lippen aan het stroomlijnpaneel in de sleuven zoals getoond
en druk dan het stroomlijnpaneel
aan tot dit vastklikt.
2. Draai de schroeven vast in het
stroomlijnpaneel.
2
1. Bout (×2)
2. Paneel A
DAU03628
Paneel A
Verwijderen van het paneel
Verwijder de bouten en trek het paneel
los zoals getoond.
6-11
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 61
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03620
1
1
1. Lippen (×4)
Controleren van de bougie
1
Bougie, controleren
De bougie is een belangrijk motoronderdeel dat gemakkelijk te controleren is.
Door hitte en aanslag slijten bougies op
de lange duur. Daarom moeten bougies
worden verwijderd en gecontroleerd volgens het periodieke onderhouds- en
smeerschema. Bovendien kan aan het
uiterlijk van de bougie de conditie van de
motor worden afgelezen.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bouten aan.
1. Bougiedop
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B.
(Zie pagina 6-8 voor de werkwijze bij
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder de bougiedop.
6-12
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 62
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij
normaal gebruik van de scooter).
1
a
OPMERKING:
1. Bougiesleutel
3. Verwijder de bougie zoals weergegeven met behulp van de bougiesleutel uit de boordgereedschapsset.
6
De motor is misschien defect als de bougie een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
scooter nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overmatige
koolstof- of andere aanslag. Vervang
de bougie als dat nodig is.
Voorgeschreven bougie:
DR8EA (NGK)
6-13
a. Elektrodenafstand
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand
indien nodig af volgens de specificatie.
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
2. Reinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad
van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast met
het correcte aanhaalmoment.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 63
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU04611
Aanhaalmoment:
Bougie:
17,5 Nm (1,75 m·kgf)
OPMERKING:
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaalmoment ongeveer correct als een
kwartslag tot een halve slag-verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het
juiste aanhaalmoment worden aangedraaid.
Motorolie
Motorolie
Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema en wanneer het controlelampje olieverversingstermijn gaat branden.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:
Zorg dat de scooter rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau.
Wanneer de scooter iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
6
6-14
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 64
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
1
4. Als de motorolie beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximum niveau
3. Merkstreep minimum niveau
6
1
1. Aftapplug motorolie
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het carter te laten
stromen.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem
dan weer uit om het olieniveau te
controleren.
OPMERKING:
De motorolie moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
6-15
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 65
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
1. Aftapplug motorolie
2. Ring
4. Controleer of de onderlegring
beschadigd is en vervang hem als
dat nodig is.
5. Breng de onderlegring en de olieaftapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
20 Nm (2,0 m·kgf)
6. Vul bij met de voorgeschreven hoeveelheid van de aanbevolen motorolie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Periodieke olieverversing:
1,2 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
1,4 L
7. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oorzaak.
8. Stel het controlelampje olieverversingstermijn op de volgende wijze
terug.
DCA00140
& lt; & gt;
8 Gebruik geen olieën met een “CD”
dieselspecificatie of olieën met
een hogere kwaliteit dan gespecificeerd. Gebruik ook geen oliën
met een “ENERGY CONSERVING
II” of hogere aanduiding.
8 Zorg dat er geen verontreinigingen in het carter terecht komen.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring correct
aanligt.
6-16
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 66
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1
1. Terugstelknop
Terugstellen van controlelampje olieverversingstermijn.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
6
2. Houd de terugstelknop gedurende
twee tot vijf seconden ingedrukt.
3. Laat de terugstelknop los, het controlelampje
olieverversingstermijn
zal nu uitgaan.
6-17
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingstermijn
brandde (dus voordat de periodieke intervalperiode voor olieverversing was verstreken), moet het controlelampje na de
olieverversing worden teruggesteld om
het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing correct aan te geven. Volg de hierboven beschreven werkwijze ook om het
controlelampje
olieverversingstermijn
terug te stellen voordat de olieverversingstermijn was verstreken, maar kijk
wel of het controlelampje ca. 1,4 seconde
brandt nadat de terugstelknop is losgelaten; zo niet, herhaal dan de procedure.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 67
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU04228
Cardanolie
1
Cardanolie
Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Ingeval van
lekkage dient u de scooter door een
Yamaha dealer te laten nakijken en te
laten repareren. Bovendien dient de cardanolie als volgt te worden ververst op de
aangegeven tijdstippen in het periodieke
onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en
zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een oliecarter onder het cardanhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
1
1. Olievuldop voor cardanolie
4. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het cardanhuis af
te tappen.
5. Breng de olieaftapplug voor het cardanhuis aan en zet hem vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
22 Nm (2,2 m·kgf)
6. Voeg de benodigde hoeveelheid
aanbevolen cardanolie toe. Breng
vervolgens de olievuldop aan en
draai deze vast.
6-18
1. Aftapplug cardanolie
Aanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-2.
Oliehoeveelheid:
0,25 L
6
DWA00062
X@
8 Zorg ervoor dat geen verontreinigingen het cardanhuis kunnen
binnendringen.
8 Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 68
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7. Controleer het cardanhuis op olielekkage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
DAU04591
Koelvloeistof
Koelvloeistof
Het koelvloeistofreservoir bevindt zich
onder de accukap. (Zie pagina 6-34 voor
instructies over verwijderen en aanbrengen van de accukap.)
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de scooter op een vlakke ondergrond en houd hem rechtop.
OPMERKING:
6
8 Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn namelijk van invloed op het niveau.
8 Zorg dat de scooter rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofniveau. Wanneer de scooer iets
schuin staat, kan het koelvloeistofniveau al foutief worden afgelezen.
6-19
1
2
1. Merkstreep maximum niveau
2. Merkstreep minimum niveau
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 69
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DC000080
1
1. Reservoirdop koelvloeistofreservoir
3. Open de reservoirdop, vul koelvloeistof bij tot de merkstreep voor maximumniveau en sluit de reservoirdop
weer als de koelvloeistof bij of beneden de merkstreep voor minimumniveau staat.
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,4 L
4. Breng de accukap aan.
& lt; & gt;
8 Als er geen koelvloeistof voorhanden is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht
leidingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, hierdoor kan
de motor worden beschadigd.
8 Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloeistof, anders wordt de motor
onvoldoende gekoeld en is het
koelsysteem
niet
beschermd
tegen bevriezing en corrosie.
8 Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief zijn.
6-20
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automatisch
aan of uit, afhankelijk van de temperatuur
van de koelvloeistof in de koelvloeistofradiator. Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-44 nadere instructies
vermeld.
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 70
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03627
2
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing
1
Luchtfilter en luchtfilterelementen in v-snaarbehuizing, reinigen
Het luchtfilter en de luchtfilterelementen
in de v-snaarbehuizing moeten worden
gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig beide luchtfilterelementen vaker als u in zeer stoffige
of vochtige gebieden rijdt.
DC000092
& lt; & gt;
6
8 Controleer of beide luchtfilterelementen correct in de behuizingen
zijn aangebracht.
8 Laat de motor nooit draaien terwijl
de luchtfilterelementen afwezig
zijn, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger en/of de cilinder.
2
1.
2.
3.
4.
3
4
Luchtfilterdeksel
Schroef (×5)
Sponsmateriaal
Gaasfilter
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
3. Trek het sponsmateriaal naar buiten
samen met het gaasblad, reinig met
oplosmiddel en knijp dan het achtergebleven oplosmiddel uit.
6-21
4. Controleer of het sponsmateriaal
beschadigd is en vervang zo nodig.
5. Laat het sponsmateriaal eerst
drogen.
6. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van het
luchtfilterelement en wring dan de
overtollige olie uit.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 71
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1
Het sponsmateriaal moet nat zijn maar
mag niet druipen.
Aanbevolen olie:
Motorolie
7. Breng het sponsmateriaal aan in het
luchtfilterhuis.
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
2
1
2
1. Luchtfilterdeksel V-snaarbehuizing
2. Schroef (×3)
Het luchtfilterelement in de v-snaarbehuizing reinigen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
(Zie pagina 6-7 voor de werkwijze bij
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel op de
v-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.
6-22
1. Luchtfilterdeksel V-snaarbehuizing
2. Luchtfilterelement
4. Trek het filterelement naar buiten en
blaas dan met perslucht het vuil naar
buiten zoals getoond.
5. Controleer het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing op beschadiging en vervang als dat nodig is.
6. Monteer het luchtfilterdeksel in de vsnaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen.
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Breng het stroomlijnpaneel aan.
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 72
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00637
2
b
1
Afstellen van de klepspeling
Klepspeling, afstel en
a
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstofverhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorkomen moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
a
3
1. Luchtaanzuigschuif
2. Luchtinlaat
3. Hendel
a. Vrije slag van de gaskabel
DAU00635
DAU03094
Luchtaanzuigschuif
Gaskabel, afstel en van vrije slag
Luchtaanzuigschuif
6
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel
Het openen van de luchtaanzuigschuif
kan helpen om de luchtturbulentie te verminderen.
Om de luchtaanzuigschuif te openen
Beweeg de chokehendel richting a.
De vrije slag van de gaskabel dient
3–5 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
Om de luchtaanzuigschuif te sluiten
Beweeg de chokehendel richting b.
DCA00049
& lt; & gt;
Zorg dat de luchtaanzuigschuif gesloten is wanneer u in de regen rijdt en
terwijl de scooter wordt gewassen.
6-23
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 73
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DW000082
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
X@
DAU04551
Banden
8 De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8 De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, passagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
Belasting*
Voor
Achter
Tot 90 kg
200 kPa
175 kPa
(1,75 kgf/cm2, (2,00 kgf/cm2,
1,75 bar)
2,00 bar)
90 kg–maximale
225 kPa
200 kPa
(2,00 kgf/cm2, (2,25 kgf/cm2,
2,00 bar)
2,25 bar)
Maximale belasting*
178 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
6
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
6-24
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 74
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DW000077
X@
6
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veiligheid van uw motor, neem dus de volgende voorzorgen in acht.
8 DE SCOOTER NOOIT OVERBELADEN! Rijden met een overbeladen
scooter kan leiden tot beschadiging van de banden, controleverlies of ernstig letsel. Zorg ervoor
dat het totale gewicht van de
motorrijder, lading en accessoires
de maximaal toegestane belasting
van het voertuig niet overschrijdt.
8 Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
8 Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de scooter en verdeel het
gewicht over beide zijden.
8 Pas de luchtdruk in de wielophanging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
8 Controleer vóór iedere rit de conditie en spanning van de banden.
a
1
1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.
Minimale bandprofieldiepte (voor en achter)
6-25
1,6 mm
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 75
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00683
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met tubeless
banden.
VOOR
Merk
Maat
Model
IRC
110/90-12 64L
MB67
MICHELIN
110/90-12 64L
BOPPER
ACHTER
Maat
Model
IRC
Merk
130/70-12 62L
MB67
MICHELIN
130/70-12 62L
X@
DAU03773
Gietwielen
Wielen
8 Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen.
8 De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
BOPPER
6-26
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
8 Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of kromtrekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer vervangen. Probeer het wiel nooit zelf
te repareren, hoe klein de reparatie
ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont.
8 Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en
een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben.
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
8 Rijd niet te snel direct na het verwisselen van een band. Het bandoppervlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigenschappen verkrijgt.
VOOR
ACHTER
c
1
b
c
a
b
2
2
1. Borgmoer
2. Stelbout
c. Vrie slag van de remhendels
1. Borgmoer
2. Stelbout
c. Vrie slag van de remhendels
DAU00703
6
1
a
Vrije slag van voor- en
achterremhendel afstellen
Brake lever free play, adjusting
De vrije slag van de voor- en achterremhendel moet 2–5 mm bedragen, zoals
getoond. Controleer de vrije slag van de
voor- en achterremhendel regelmatig en
stel zo nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai voor meer vrije slag van de
remhendel de stelbout richting a.
Draai voor minder vrije slag van de
remhendel de stelbout richting b.
3. Draai de borgmoer aan.
DW000101
X@
Vraag een Yamaha dealer de afstelling
te doen als de juiste afstelling niet
haalbaar is volgens de beschreven
werkwijze.
6-27
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 77
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achter
VOOR
2
Remblokken, controleren
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1
1
1. Remklauwbout
2. Remklauw
1. Slijtage-indicatiegroef
DAU04583
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtageindicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Controleer de remblokslijtage als volgt.
1. Verwijder de remklauwbout en kantel dan de remklauw naar voren om
de slijtage-indicatorgroef te controleren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen, vraag
dan een Yamaha-dealer de remblokken als set te vervangen.
6-28
2. Breng de remklauwbout aan en zet
deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
26,5 Nm (2,65 m·kgf)
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 78
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
ACHTER
VOOR
ACHTER
1
1
1
1. Slijtage-indicatiegroef
1. Merkstreep minimum niveau
DAU03939
6
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijtage-indicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel
is verdwenen, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Merkstreep minimum niveau
DAU04904
Controleren van
remvloeistofniveau
Remvloeistofniveau, controleren
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul indien nodig
bij. Een laag remvloeistofniveau wijst
mogelijk op verregaande remblokslijtage
en/of lekkage in het remsysteem. Als het
remvloeistofniveau laag is, controleer dan
de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage.
6-29
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
8 Bij het controleren van het remvloeistofniveau moet het bovenvlak van
het remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
8 Gebruik uitsluitend de voorgeschreven kwaliteit remvloeistof, anders
kunnen de rubber afdichtingen verslechteren en zo lekkage en slechte
remwerking teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 79
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
8 Vul bij met hetzelfde type remvloeistof. Bij vermengen van verschillende typen remvloeistof kunnen
schadelijke
chemische
reacties
optreden en kan de remwerking verslechteren.
8 Pas op en zorg dat tijdens het bijvullen geen water of stof het remvloeistofreservoir binnendringen. Water
zal het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat dampbelvorming kan optreden en vuil de
hydraulisch bediende kleppen van
de ABS eenheid kan verstoppen.
8 Remvloeistof kan gelakte of kunststof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
8 Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
DAU03976
Verversen van remvloeistof
Remvloeistof, verversen
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof te verversen volgens de intervalperioden voorgeschreven onder OPMERKING
in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Laat bovendien de olie-afdichtingen van de hoofdremcilinders en de remklauwen en de remslangen vervangen
volgens de intervalperioden of wanneer
ze lekken of zijn beschadigd.
8 Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
8 Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU02962
Controleren en smeren van de
kabels
Kabels, controleren en smeren
De werking van alle bedieningskabels en
de conditie van de kabels moeten vóór
iedere rit worden gecontroleerd. De
kabels en de kabeleinden dienen zo
nodig te worden gesmeerd. Vraag een
Yamaha dealer een kabel te controleren
of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
DW000112
X@
Bij een beschadiging van de buitenkabel kan de kabelbediening verslechteren en de binnenkabel gaan roesten.
Vervang een beschadigde kabel zo
snel mogelijk om onveilige condities te
voorkomen.
6-30
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 80
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU04034
Zijstandaard
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren
De werking van de gasgreep hoort voorafgaand aan elke rit te worden gecontroleerd. Smeer of vervang ook de gaskabel
volgens de intervaltijden gespecificeerd in
het periodiek onderhoudsschema.
DAU03118
DAU03371
Smeren van voor- en
achterremhendels
Remhendels, smeren
6
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard
Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren
De scharnierpunten van de voor- en achterremhendels moeten worden gesmeerd
volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De werking van de middenbok en de
zijstandaard moet voorafgaand aan elke
rit worden gecontroleerd en de scharnierpunten en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten zo nodig worden
gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DW000114
X@
Als de middenbok of de zijstandaard
niet soepel omhoog en omlaag
beweegt, vraag dan een Yamaha
dealer deze te controleren of te repareren.
6-31
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 81
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Middenbok
DAU02939
Controleren van de voorvork
Voorvork, controleren
De conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt te worden gecontroleerd op de aangegeven tijden in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van de conditie
DW000115
X@
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
Ondersteun de scooter goed, zodat
deze niet kan omvallen.
Controleer de binnenste vorkbuizen op
krassen, beschadigingen en overmatige
olielekkage.
Controleren van de werking
1. Plaats de scooter op een horizontale
ondergrond en houd hem verticaal.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het
stuur een paar keer stevig naar
beneden om te controleren of de
voorvork soepel in- en uitveert.
DC000098
& lt; & gt;
Als u beschadigingen aantreft of wanneer de voorvork niet soepel functioneert, laat deze dan door een Yamaha
dealer nakijken of repareren.
6-32
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 82
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00794
DAU01144
Controle van stuursysteem
Controleren van wiellagers
Stuursysteem, controle
Wiel agers, controleren
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen
gevaarlijk zijn. De werking van het stuur
moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Plaats een standaard onder de
motor zodat het voorwiel los is van
de grond.
De voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de
wielnaaf speling vertoont of het wiel niet
soepel draait, vraag dan een Yamaha
dealer de wiellagers te controleren.
DW000115
X@
6
Ondersteun de scooter goed, zodat
deze niet kan omvallen.
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het
ondereinde en probeer ze naar
voren en achteren te bewegen. Als
speling kan worden gevoeld, vraag
dan een Yamaha dealer het stuursysteem te testen.
6-33
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 83
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU04417
Verwijderen van de accukap
2
Accukap, verwijderen
De accukap moet worden verwijderd om
bij de accu, het zekeringenkastje en de
dop op het koelvloeistofreservoir te kunnen komen.
3
1
1. Rechtervoetplaat
2. Schroef (×3)
3. Accukap
1
1. Accu
DAU01271
Om de accukap te verwijderen haalt u de
mat op de rechtervoetplaat weg zoals
getoond, waarna de schroeven en de
accukap kunnen worden verwijderd.
Accu
Accu
Deze scooter is uitgerust met een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type)
waarvoor geen onderhoud vereist is. De
elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water
te worden bijgevuld.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha
dealer de accu te laden als deze ontladen
lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires.
6-34
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DW000116
X@
6
8 Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
doordat dit zwavelzuur bevat, een
stof die ernstige brandwonden
veroorzaakt. Vermijd contact met
de huid, ogen of kleding en
bescherm uw ogen altijd bij werkzaamheden nabij accu’s. Voer als
volgt EERSTE HULP uit als er
lichamelijk contact is geweest met
elektrolyt.
9 UITWENDIG: Spoel met rijkelijk
veel water.
9 INWENDIG: Drink grote hoeveelheden water of melk en
roep direct de hulp in van een
arts.
9 OGEN: Spoel gedurende 15
minuten met water en roep
direct medische hulp in.
8 Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom vonken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
8 HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
6-35
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de scooter
een maand lang niet wordt gebruikt,
laad volledig bij en zet hem dan weg
op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze
minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan
steeds volledig bij als dat nodig is.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 85
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DC000102
9
& lt; & gt;
8 Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen
toestand weg te bergen kan permanente accuschade ontstaan.
8 Om een permanent-dichte accu
(onderhoudsvrij type) te laden, is
een speciale acculader (met constante laadspanning) vereist. Bij
gebruik van een conventionele
acculader raakt de accu beschadigd. Wanneer u niet beschikt
over een speciale acculader voor
permanent-dichte accu’s (onderhoudsvrij type), vraag dan een
Yamaha dealer uw accu op te
laden.
1. Draai de sleutel naar “OFF” en schakel alle elektrische circuits uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met
de voorgeschreven ampèrewaarde
aan.
10
2
3
4
5
6
7
9
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
8
1
Hoofdzekering
Reservezekering (klok)
Zekering ABS-regeleenheid
Zekering radiatorkoelvin
Zekering ontstekingssysteem
Koplampzekering
Zekering signaleringssysteem
Zekering ABS-pompmotor
Reservezekering (×5)
Reservehoofdzekering
DAU04110*
Zekeringen vervangen
Zekeringen, vervangen
De zekeringenkastjes bevinden zich
onder de accukap. (Zie pagina 6-34 voor
instructies over verwijderen en aanbrengen van de accukap.)
Vervang een zekering als volgt als deze
is doorgebrand.
6-36
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
Reservezekering (klok):
Zekering ABS-regeleenheid:
Zekering radiatorkoelvin:
Zekering ontstekingssysteem:
Koplampzekering:
Zekering signaleringssysteem:
Zekering ABS-pompmotor:
30 A
10 A
10 A
4A
7,5 A
15 A
6
15 A
30 A
DC000103
& lt; & gt;
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch
systeem en mogelijk brandgevaar te
vermijden.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
3. Draai de contactsleutel in “ON” en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch systeem te controleren.
DAU04128
1
Koplampgloeilamp vervangen
Koplampgloeilamp, vervangen
De koplampen op deze scooter hebben
halogeen gloeilampen. Vervang een koplampgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-11 voor het verwijderen en aanbrengen van het paneel).
2
1. Stekker koplampbedrading
2. Gloeilampkap
3. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de gloeilampkap.
6
6-37
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 87
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
a
1
1. Gloeilamphouder
a. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
4. Haak de gloeilamphouder los en verwijder dan de defecte gloeilamp.
DW000119
X@
5. Breng een nieuwe koplampgloeilamp aan en zet deze dan vast met
de gloeilamphouder.
Koplampgloeilampen worden zeer
heet. Houd daarom brandbare producten uit de buurt van een koplampgloeilamp en raak het lampglas niet aan
zolang dit niet is afgekoeld.
DC000105
& lt; & gt;
Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,
anders kan de doorzichtigheid van het
glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden beïnvloed. Wrijf
eventuele verontreinigingen en vingerafdrukken op het gloeilampglas weg
met een doekje gedrenkt in alcohol of
thinner.
6. Breng de gloeilampkap aan en sluit
dan de koplampstekker aan.
6-38
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 88
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7. Monteer het paneel.
8. Vraag zo nodig een Yamaha-dealer
de koplamplichtbundel af te stellen.
DAU03111
Gloeilamp in voorste
richtingaanwijzer vervangen
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor), vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-11 voor het verwijderen en aanbrengen van het paneel.)
1
1. Lampfitting
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de richtingaanwijzergloeilamp) door
deze linksom te draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
5. Breng een nieuwe gloeilamp aan in
de fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze rechtsom te draaien.
7. Monteer het paneel.
6
6-39
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 89
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03618
DAU03619
Gloeilamp achterste
richtingaanwijzer vervangen
Gloeilamp in
remlicht/achterlicht vervangen
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter), vervangen
Gloeilamp remlicht/achterlicht, vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
1
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
1. Lampfitting
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
5. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze rechtsom te draaien.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
6-40
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03621
Gloeilamp in
kentekenverlichting vervangen
2
Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen
1
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel C.
(Zie pagina 6-10 voor de werkwijze
bij verwijderen en aanbrengen van
het stroomlijnpaneel.)
1. Lampfitting
6
1
1. Lamplens kentekenverlichting
2. Schroef (×2)
3. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
5. Breng een nieuwe gloeilamp aan in
de fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
6. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze rechtsom te draaien.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
3. Verwijder de lamplens van de kentekenverlichting door de schroeven los
te draaien.
6-41
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 91
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03087
Storingzoeken
Storingzoeken
1
1. Gloeilamp
4. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
5. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.
6. Monteer de lamplens door de
schroeven aan te brengen.
DC000108
& lt; & gt;
Zet de schroeven niet overdreven
strak vast, anders kan de lamplens
breken.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
Yamaha scooters ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen
toch
storingen
optreden.
Problemen in de brandstof-, compressieof ontstekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van slecht starten
of een afname in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is
een snelle en gemakkelijke werkwijze
weergegeven om deze vitale systemen
zelf te kunnen controleren. Ga met uw
scooters echter wel naar een Yamaha
dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn
vakkundige monteurs aanwezig die
beschikken over het benodigde gereedschap en de ervaring en vakkennis om
het nodige onderhoud aan de machine
correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha vervangingsonderdelen.
Niet-originele
onderdelen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van mindere kwaliteit en hebben een kortere
levensduur, zodat dan later mogelijk toch
dure reparaties nodig zijn.
6-42
6
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01581
Storingzoekschema’s
Storingzoekschema’s
Startproblemen of slechte werking van de motor
DW000125
X@
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
1. Brandstof
2. Compressie
6
Er is voldoende
brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Er is geen brandstof
aanwezig.
Vul brandstof bij.
Er is compressie.
Controleer de ontsteking.
Er is geen compressie.
Controleer het
brandstofniveau
in de brandstoftank.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet. Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.
3. Ontsteking
Nat
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie.
Verwijder de bougie en
controleer de elektroden.
Droog
4. Accu
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor draait snel rond.
De motor draait
langzaam rond.
De motor start niet.
Controleer de accu.
De accu is in orde.
Controleer de aansluitingen
van de accukabels en laad
de accu als dat nodig is.
Draai de gasgreep tot
halverwege open en bedien
de elektrische startknop.
Bedien de elektrische
startknop.
6-43
De motor start niet.
Vraag een Yamaha dealer
de machine te controleren.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:33 AM
Page 93
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Oververhitte motor
DW000070
X@
8 Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof
en stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
8 Breng na verwijderen van de borgbout voor de koelvloeistofradiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek,
aan over de koelvloeistofradiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige
druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
Er is lekkage.
Het koelvloeistofniveau
is laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir en in de radiator.
Er is geen
lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren.
Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
6
Het koelvloeistofniveau
is in orde.
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren en te repareren als de motor opnieuw oververhit raakt.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
6-44
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 94
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 95
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
Verzorging .........................................................................................7-1
Stalling ...............................................................................................7-4
7
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 96
DAU03434
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
Verzorging
Verzorging
De open constructie van een scooter
maakt de fraaie techniek beter zichtbaar,
maar de machine is hierdoor ook meer
kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roestvorming en corrosie, ook al zijn hoogwaardige componenten gebruikt. Een
roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo
op, bij een scooter is dit echter nadelig
voor de algehele aanblik. Regelmatige en
correcte verzorging is niet alleen vereist
volgens de garantiebepalingen, maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de scooter, verlengt de levensduur en verbetert de
prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak nadat de motor is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdekpluggen, ook de bougiedoppen, en
alle elektrische stekkers en aansluitingen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling,
zoals verbrande olie op het carter,
met een ontvetter en een borstel,
maar gebruik dergelijke producten
nooit op afdichtingen, pakkingen en
wielassen. Spoel vuil en ontvetter
altijd af met water.
7
7-1
Reinigen
DCA00011
& lt; & gt;
8 Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelijke producten toch worden
gebruikt om hardnekkig vuil los te
maken, laat het reinigingsmiddel
dan niet langer inwerken dan is
vermeld in de gebruiksinstructies.
Spoel ook de directe omgeving
schoon met water, laat direct
drogen en breng daarna een corrosiewerende spray aan.
8 Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de kuip, framepanelen en
andere kunststof delen worden
beschadigd. Gebruik alleen een
zachte, schone doek of een spons
met zachte zeep en water om
kunststof delen te reinigen.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 97
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
8 Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van
doeken of sponzen die in contact
zijn geweest met bijtende of schurende reinigingsmiddelen, oplosmiddelen of thinner, brandstof
(benzine), roestverwijderingsmiddelen of corrosieremmers, remvloeistof, antivries of elektrolyt.
8 Gebruik geen hogedrukreinigers
of stoomreinigers, omdat dan op
de volgende plaatsen water kan
doordringen en zo schade kan
ontstaan: afdichtingen (van wielen swingarmlagers, voorvork en
remmen), elektrische componenten (kabelstekkers, messtekkers,
instrumenten, schakelaars en verlichting), beluchtings- en ontluchtingsslangen.
8 Bij scooters met een kuipruit:
gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten
krasjes achter. Sommige reinigingsmiddelen voor kunststof
laten eveneens krasjes achter op
de kuipruit. Test het product op
een klein, niet-zichtbaar gedeelte
van de kuipruit om zeker te zijn
dat geen sporen achterblijven op
de kuipruit. Als de kuipruit krasjes
vertoont, breng dan na wassen
een hoogwaardige polish voor
gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte
zeep en een zachte, schone spons en
spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend vuil en insectenresten laten gemakkelijker los als de bewuste plek alvorens
te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
7-2
Na rijden in regen, aan de kust of op
bepekelde wegen
Zilte zeelucht en wegenzout waarmee
wegen ’s winters worden bestrooid hebben in combinatie met water een zeer
corrosieve werking; handel daarom als
volgt na een rit in een regenbui, nabij de
kust of op bepekelde wegen.
OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan nog
tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water en
zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
DCA00012
& lt; & gt;
Gebruik geen heet water, dit versterkt
de corrosieve werking van het zout.
2. Breng met een spuitbus een corrosiewerend middel aan op alle metalen delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo
corrosie te voorkomen.
7
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 98
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7
Na reinigen
1. Droog de scooter met een zeemleren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om verchroomde, aluminium en roestvrijstalen delen te doen glanzen, ook
het uitlaatsysteem. (Zelfs thermische
verkleuringen op roestvrijstalen uitlaatsystemen kunnen door oppoetsen worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen
delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.
4. Gebruik een reinigingsspray als universeel
schoonmaakmiddel
om
eventueel nog achtergebleven vuil te
verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij
veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen
alvorens te stallen of af te dekken.
DWA00002
X@
8 Controleer of er geen olie of was
aanwezig is op de wielen of de
remmen. Reinig de remschijven
en remvoeringen zo nodig met
een normale remschijfreiniger of
aceton en spoel de banden
schoon met lauw water en een
zachte zeep.
8 Test eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten alvorens
de scooter werkelijk te gaan
gebruiken.
7-3
DCA00013
& lt; & gt;
8 Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
8 Breng oliespray of was nooit aan
op rubber of kunststof delen,
behandel deze met een daartoe
bestemd verzorgingsmiddel.
8 Vermijd het gebruik van schurende poetsmiddelen, deze tasten de
lak aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 99
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
Stalling
Stal ing
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm zo nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
DCA00015
& lt; & gt;
8 Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt met een dekzeil, zal water en
vocht kunnen binnendringen en
roestvorming veroorzaken.
8 Voorkom corrosie door de machine niet te stallen in een vochtige
kelder, een stal (i.v.m. de aanwezigheid van ammoniakdamp) en in
een opslagruimte voor sterke chemicaliën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Leeg de vlotterkamer in de carburateur door de aftapplug los te draaien;
u voorkomt zo dat neerslag uit de
brandstof achterblijft. Giet de afgetapte brandstof terug in de brandstoftank.
3. Vul de brandstoftank en voeg een
stabilisatoradditief (indien verkrijgbaar) toe om roestvorming in de tank
en achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
4. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te
beschermen tegen corrosie.
7-4
a. Verwijder de bougiedop en de
bougie.
b. Giet een theelepel motorolie in
het bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie
zodanig op de cilinderkop dat de
elektroden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de volgende stap.)
d. Laat de motor een paar keer
ronddraaien op de startmotor. (De
cilinderwand wordt zo geolied.)
e. Haal de bougiedop los van de
bougie en breng dan de bougie
en de bougiedop weer aan.
DWA00003
X@
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elektroden aan massa liggen terwijl de
motor wordt rondgedraaid.
7
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 100
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
5. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/middenbok.
6. Controleer de bandspanning en corrigeer deze zo nodig en breng dan
de scooter omhoog zodat beide wielen los van de grond zijn. Een andere mogelijkheid is de wielen elke
maand iets te draaien, zodat de banden niet op één gedeelte sterker
achteruitgaan.
7. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak om te voorkomen dat
vocht kan binnendringen.
8. Verwijder de accu en laad deze volledig bij. Berg de accu op een koele
en droge plek op en laad hem eens
per maand bij. Berg de accu niet op
een extreem koude of warme plek
op (kouder dan 0 °C of warmer dan
30 °C). Zie pagina 6-35 voor meer
informatie over het opbergen van de
accu.
OPMERKING:
Verricht eventueel noodzakelijke reparaties alvorens de scooter te stallen.
7
7-5
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 101
SPECIFICATIES
Specificaties ......................................................................................8-1
Omrekentabel ....................................................................................8-5
8
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 102
DAU01038
SPECIFICATIES
Specificaties
Specificaties
Model
Motorolie
YP250A
Type
Afmetingen
Grootste lengte
Grootste breedte
Grootste hoogte
Zadelhoogte
Wielbasis
Minimale grondspeling
Minimale draaicirkel
Basisgewicht
(Met olie en volle benzinetank)
2.145 mm
0°
10° 20° 30°
40° 50°C
SAE 10W/30
770 mm
SAE 10W/40
1.350 mm
730 mm
SAE 15W/40
1.535 mm
SAE 20W/40
120 mm
SAE 20W/50
2.700 mm
Aanbevolen klasse motorolie
177 kg
API service SE, SF SG type of
hoger
& lt; & gt;
Motor
Type motor
Vloeistofgekoelde 4-takt, met
enkele bovenliggende nokkenas
Cilinder-opstelling
8
–20° –10°
Enkele cilinder, voorover
hellend
Verplaatsing
249 cm3
Boring × slag
69,0 × 66,8 mm
Kompressieverhouding
10:1
Startsysteem
Elektrische starter
Smeersysteem
Oliecarter-systeem (natte bak)
Gebruik geen olieën met een “CD” dieselspecificatie of olieën met
een hogere kwaliteit dan gespecificeerd. Gebruik ook geen oliën
met een “ENERGY CONSERVING II” of hogere aanduiding.
Capaciteit
Periodieke olieverversing
Totale hoeveelheid
(droge motor)
8-1
1,2 L
1,4 L
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 103
SPECIFICATIES
Type overbrenging
Type
SAE10W30 type SE motorolie
Oliehoeveelheid
Automatisch, V-snaar
Bediening
Eindoverbrengingsolie
Automatische
centrifugaalkoppeling
0,25 L
Chassis
Capaciteit van het koelsysteem
(totale hoeveelheid)
1,4 L
Type frame
Stalen onderframebuizen
Luchtfilter
Nat type element
Casterhoek
28°
Spoorbreedte
103 mm
Brandstof
Type
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank
12 L
Banden
Voor
Type
Merk
Type × hoeveelheid
130/70-12 62L
Merk/model
IRC/MB67
MICHELIN/BOPPER
Achter
Merk/Type
NGK/DR8EA
Bougie-elektrodenafstand
0,6–0,7 mm
Type koppeling
Tubeless banden
Bandenmaat
Bougies
IRC/MB67
MICHELIN/BOPPER
Type
Y28V-1E × 1
110/90-12 64L
Merk/model
TEIKEI
Tubeless banden
Bandenmaat
Carburateur
Droog, centrifugaal automatisch
Overbrenging
Primair reduktie-systeem
Schroef-tandwielenoverbrenging
Maximale belasting*
Primaire reduktie-verhouding
40/15 (2,666)
Luchtdruk (koube band)
Secundair reduktie-systeem
Schroef-tandwielenoverbrenging
Tot 90 kg
Secundaire reduktie-verhouding
38/15 (2,533)
178 kg
Voor
Achter
8-2
175 kPa (1,75 kgf/cm2, 1,75 bar)
200 kPa (2,00 kgf/cm2, 2,00 bar)
8
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 104
SPECIFICATIES
Wielophanging
90 kg–maximale*
Voor
200 kPa (2,00 kgf/cm , 2,00 bar)
Voor
Teleskoopvork
Achter
225 kPa (2,25 kgf/cm2, 2,25 bar)
Achter
Zwaaiarm uit één stuk
2
*Totaal gewicht van motorijder, passagier, bagage en accessoires
Schokdempers
Wielen
Voor
Type
Gegoten wiel
Bandenmaat
12 × MT2,75
Spiraalveer/Oliegedempt
Achter
Voor
Spiraalveer/Oliegedempt
Veerweg
Voor
100 mm
Achter
Achter
90 mm
Type
Gegoten wiel
Elektrische installatie
Bandenmaat
12 × MT3,50
Ontstekingssysteem
Remmen
Laadsysteem
Voor
Vloeistof
Achter
Enkele schijfrem
Bediening
Bediening met de linkerhand
Vloeistof
GT7B-4
12 V, 6,5 AH
Accu
DOT 4
Type
14 V, 19,5 A @5.000 rpm
Gloeilampen, capaciteit
Bediening met de rechterhand
Wisselstroom-magneet
Standaard vermogen
Enkele schijfrem
Bediening
Type
Type
Type
8
TCI ontsteking
(digital)
DOT 4
Type koplamp
8-3
Halogeen
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 105
SPECIFICATIES
Gloeilampen wattage × aantal
Koplamp
12 V, 60/55 W × 1
12 V, 55 W × 1
Achterlicht/remlicht
12 V, 5/21 W × 2
Voorremrichtingaanwijzerlamp
12 V, 21 W × 2
Achterremrichtingaanwijzerlamp
12 V, 18 W × 2
Parkeerlicht
12 V, 5 W × 1
Kentekenplaatverlichting
12 V, 5 W × 1
Meter-verlichting
12 V, 1,7 W × 4
Grotlicht-kontrolelampje
12 V, 1,7 W × 1
Richtingsaanwilzerkontrolelampje
12 V, 3,4 W × 2
Olieverversing-kontrolelampje
12 V, 1,7 W × 1
ABS-waarschuwingslampje
12 V, 1,7 W × 1
Zekeringen
Hoofdzekering
30 A
Zekering ABS-pompmotor
30 A
Koplampzekering
15 A
Zekering signaleringssysteem
15 A
Zekering ABS-regeleenheid
10 A
Zekering ontstekingssysteem
7,5 A
Zekering radiatorkoelvin
4A
Klok (Reservezekering)
10 A
8
8-4
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 106
SPECIFICATIES
DAU04513
Omrekentabel
Omrekentabel
METRISCH SYSTEEM NAAR AMERIKAANS SYSTEEM
Omrekentabel
Alle specificaties in deze handleiding worden vermeld in
Internationale (SI) en in Metrische eenheden.
Metrische eenheid
Omrekenfactor
Amerikaanse
eenheid
Moment, Koppel
2 mm
× 0,03937
=
× 2,205
× 0,03527
lb
oz
km/u
× 0,6214
mi/u
Afstand
AMERIKAANSE
WAARDE
kg
g
km
m
m
cm
mm
× 0,6214
× 3,281
× 1,094
× 0,3937
× 0,03937
mi
ft
yd
in
in
cc (cm3)
cc (cm3)
L (liter)
L (liter)
× 0,03527
× 0,06102
× 0,8799
× 0,2199
oz (Am. vloeist.)
cu·in
qt (Am. vloeist.)
gal (Am. vloeist.)
Diversen
OMREKENFACTOR
ft·lbf
in·lbf
ft·lbf
in·lbf
Volume,
Inhoud
METRISCHE
WAARDE
× 7,233
× 86,794
× 0,0723
× 0,8679
Snelheid
Voorbeeld:
m·kgf
m·kgf
cm·kgf
cm·kgf
Gewicht
Gebruik deze tabel om METRISCHE eenheden om te
rekenen naar AMERIKAANSE eenheden.
kg/mm
kgf/cm2
°C
× 55,997
× 14,2234
× 1,8 + 32
lb/in
psi (lbf/in2)
°F
0,08 in
8
8-5
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 107
GEBRUIKERSINFORMATIE
Identificatienummers .........................................................................9-1
Identificatienummer sleutel ................................................................9-1
Identificatienummer voertuig .............................................................9-1
Modelinformatiesticker .......................................................................9-2
9
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 108
DAU01039
GEBRUIKERSINFORMATIE
DAU02944
Identificatienummers
Identificatienummers
Noteer het sleutelidentificatienummer, het
voertuigidentificatienummer en de modelstickerinformatie in onderstaande ruimtes.
Deze nummers heeft u nodig om reserveonderdelen bij een Yamaha dealer te
bestellen of wanneer uw machine is
gestolen.
1. IDENTIFICATIENUMMER
SLEUTEL:
1
1
1. Identificatienummer sleutel
1. Identificatienummer voertuig
DAU01041
DAU01044
Identificatienummer sleutel
Identificatienummer sleutel
2. VOERTUIGIDENTIFICATIE
NUMMER:
Identificatienummer voertuig
Identificatienummer voertuig
Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje en gebruik dit als referentie bij
het bestellen van een nieuwe sleutel.
Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen op het frame.
OPMERKING:
Het
voertuigidentificatienummer
is
bedoeld voor identificatie van uw scooter
en kan worden gebruikt om uw motor in
uw land aan te melden voor kentekenregistratie.
3. MODELINFORMATIESTICKER:
9
1
6
9-1
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 109
GEBRUIKERSINFORMATIE
1
1. Modelinformatiesticker
DAU03097
Modelinformatiesticker
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is bevestigd
aan de binnenzijde van het achterste
opbergcompartiment. (Zie pagina 3-20
voor de werkwijze bij openen en sluiten
van het opbergcompartiment.) Noteer de
informatie op deze sticker in het daartoe
bestemde vakje. Deze informatie is nodig
om reserve-onderdelen te bestellen bij
een Yamaha dealer.
9
9-2
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 110
INDEX
A
Aandachtspunten voor veilig
motorrijden ...........................................1-2
ABS ......................................................3-13
Accu .....................................................6-34
Accukap, verwijderen ...........................6-34
Antidiefstal-alarm ..................................3-10
B
Banden .................................................6-24
Bougie, controleren ..............................6-12
Brake lever free play, adjusting ............6-27
Brandstof ..............................................3-16
Brandstofniveaumeter ............................3-5
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig ...................................................5-4
C
Cardanolie ............................................6-18
Contactslot/stuurslot-unit ........................3-1
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................3-2
ABS-waarschuwingslampje .................3-2
Controlelampjes richtingaanwijzers .....3-2
Controlelampje grootlicht .....................3-3
Controlelampje voor
olieverversingstermijn ..........................3-3
Controlelijst voor gebruik ........................4-1
D
Display, multifunctioneel .........................3-5
G
Gasgreep en gaskabel, controleren
en smeren ..........................................6-31
Gaskabel, afstellen van vrije slag .........6-23
Gereedschapsset ...................................6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ..........................................6-41
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen ..........................................6-40
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter),
vervangen ..........................................6-40
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor),
vervangen ..........................................6-39
I
Identificatienummer sleutel .....................9-1
Identificatienummer voertuig ..................9-1
Identificatienummers ..............................9-1
Inrijperiode ..............................................5-4
K
Kabels, controleren en smeren ............6-30
Klepspeling, afstellen ...........................6-23
Koelvloeistof .........................................6-19
Koplampgloeilamp, vervangen .............6-37
L
Locaties van onderdelen ........................2-1
Luchtaanzuigschuif ...............................6-23
Luchtfilter en luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing, reinigen .................6-21
M
Middenbok en zijstandaard, controleren
en smeren ..........................................6-31
Modelinformatiesticker ...........................9-2
Motorolie ...............................................6-14
O
Omrekentabel .........................................8-5
Opbergcompartimenten ........................3-19
P
Parkeren .................................................5-5
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .............................6-3
R
Remblokken, controleren .....................6-28
Remhendel, achterrem .........................3-12
Remhendels, smeren ...........................6-31
Remmen .................................................5-3
Remvloeistof, verversen .......................6-30
Remvloeistofniveau, controleren ..........6-29
Rijderzadel ...........................................3-18
Rijderzadel, verstellen ..........................3-18
S
Schokdemperunits, afstellen ...............3-21
Snelheidsmeter ......................................3-4
Sneller en langzamer rijden ....................5-3
Specificaties ...........................................8-1
Stalling ....................................................7-4
Starten van de motor ..............................5-1
Startspersysteem .................................3-22
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 111
INDEX
Storingzoeken ......................................6-42
Storingzoekschema’s ...........................6-43
Stroomlijnpanelen en framepaneel,
verwijderen en aanbrengen .................6-6
Stuurschakelaars ..................................3-10
Richtingaanwijzerschakelaar .............3-10
Claxonschakelaar ..............................3-10
Dimlichtschakelaar .............................3-10
Lichtsignaalschakelaar ......................3-10
Noodstopschakelaar ..........................3-11
Startknop ...........................................3-11
Stuursysteem, controle .........................6-33
T
Toerenteller ............................................3-4
U
Uitlaatkatalysator ..................................3-17
V
Veiligheidsinformatie ..............................1-1
Verzorging ..............................................7-1
Voorvork, controleren ...........................6-32
Vuldop brandstoftank ...........................3-15
W
Wegrijden ...............................................5-2
Wielen ..................................................6-26
Wiellagers, controleren .........................6-33
Z
Zekeringen, vervangen .........................6-36
Zijstandaard ..........................................3-22
5SJ-28199-D1
12/11/02 10:34 AM
Page 112
HANDLEIDING
YP250A
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER
PRINTED IN JAPAN
2002·12–0.1×1!
(D)
5SJ-28199-D1